361. Appelbeignets.
1e manier: met gist.
125 gr. bloem.
2 d.L. lauwe melk.
± 2 gr. zout.
10 gr. gist.
een pan frituurvet (zie noot van recept 88).
± 6 mooie zure (hand) appelen.
Maak een beslag van de bloem met de lauwe melk en het
zout (zie verschillende voorgaande recepten), roer er de met
wat suiker aangemaakte gist doorheen en laat het dicht-
gedekt op een warme plaats 1 uur rijzen. Boor en schil in
de tussentijd de appels; snijd ze in schijven. Maak het
frituurvet dampend heet, dompel iedere appelschijf even in
het beslag, laat haar even uitlekken en daarna voorzichtig
in het hete vet glijden. Bak de beignets aan beide kanten
mooi bruin. Laat ze uitlekken op ongelijmd (b.d. grauw)
papier, stapel ze op een schotel en stuif er door een zeef
wat poedersuiker overheen.
2e manier: zonder gist.
125 gr. bloem
2 d.L. spuitwater of bier.
± 2 gr. zout.
een pan met frituurvet (zie noot van recept 88).
± 6 mooie zure (hand) appels.
Maak een beslag als op de 1e manier, doch gebruik in
plaats van melk met gist, nu bier of spuitwater. Behandel
de appels ook als voren beschreven, doch doe alles zo vlug
mogelijk, daar het beslag nu juist bij lang staan verslaat.
Bak de beignets verder op dezelfde wijze.